Waar vandaan: SOS & EHBO > EHBO > Zorg voor veiligheid
De eerste stap die je als hulpverlener zet, is zorgen voor de veiligheid. Dit betekent dat je zowel voor jouw eigen veiligheid, als de veiligheid van het slachtoffer en deze van omstaanders zorgt. Als je de veiligheid zo goed mogelijk onder controle hebt, kan je het slachtoffer benaderen. Eerst beoordeel je zijn toestand. Controleer het bewustzijn en de ademhaling van het slachtoffer en ga na welke andere symptomen het slachtoffer nog vertoont. Vervolgens moet je de hulpdiensten alarmeren. Dit doe je duidelijk en kordaat. Nadat de hulpdiensten gealarmeerd zijn, kan je overgaan tot het verlenen van de verdere eerste hulp. Je blijft bij het slachtoffer tot de hulpdiensten aankomen.
- Benader de plaats van het ongeval alleen als je dat kan doen zonder zelf gevaar te lopen.
- Als je niet zonder risico hulp kan bieden, bijvoorbeeld als het slachtoffer zich in een brandend gebouw bevindt, alarmeer dan meteen de hulpdiensten. Wacht op een veilige afstand op hun komst.
- Evacueer het slachtoffer enkel als het in gevaar is.
- Vermijd onnodige verplaatsing van het slachtoffer.
- Maak hen attent op de gevaren en de risico's van de situatie.
- geef aanwijzingen
- bij gevaar voor verdrinking
- bij gevaar voor brand
- bij gevaar voor verstikking door rook, gas of dampen
- bij gevaar voor ontploffing
- bij gevaar voor instorting
Leg de armen van het slachtoffer tegen het lichaam.
Kniel achter het hoofd van het slachtoffer. Schuif een hand onder de hals en de andere tussen de schouderbladen. Hef het hoofd en de schouders voorzichtig op en schuif zelf dichterbij.
Til de rug van het slachtoffer op en breng hem in een zittende positie. Ondersteun het slachtoffer aan de schouders.
Steek je beide handen onder de oksels van het slachtoffer en grijp een onderarm. Neem die met je ene hand aan de pols vast en met je andere hand dichtbij de elleboog.
Plaats jezelf in hurkzit, zonder de arm los te laten. Het slachtoffer zit nu tussen je gespreide benen. Druk de arm van het slachtoffer goed tegen de borstkas aan.
Kom met gestrekte rug recht en trek het slachtoffer mee omhoog. Stap achterwaarts en sleep het slachtoffer mee. Pas op voor hindernissen.
- Zorg voor de veiligheid van jezelf en omstaanders
- Steek nooit een autosnelweg te voet over.
- Rij door als er geen hulp nodig is of als er al iemand aanwezig is.
- Verminder je snelheid zonder bruusk te remmen als je een verkeersongeval nadert.
- Parkeer je auto op een veilige plek (bijv. op de pechstrook, in de berm of aan de zijkant van de weg).
- Zet je knipperlichten aan.
- Doe een reflecterend veiligheidsvestje aan.
- Plaats een gevarendriehoek en waarschuw het aankomende verkeer.
- Blijf bij pech op de autosnelweg niet in de auto zitten. Ga achter de vangrails staan.
- Voorkom brand
- Leg de motor stil van elk voertuig dat bij het ongeval betrokken is.
- Laat niemand roken in de buurt van het ongeval.
Veel verkeersongevallen kunnen worden voorkomen als je alert reageert op mogelijke gevaren. Ook de kans op een lichamelijk letsel bij een ongeval kan je proberen te beperken met een aantal preventieve maatregelen:
- Rij defensief.
- Matig je snelheid.
- Gebruik geen alcohol of drugs als je rijdt.
- Telefoneer, lees, eet, drink of rook niet tijdens het rijden.
- Draag altijd een veiligheidsgordel.
- Draag een valhelm wanneer je met een motorfiets, bromfiets of fiets rijdt.
- Pas je rijstijl aan op een nat wegdek.
- Hou voldoende afstand.
- Let op voor zachte weggebruikers.
- Rij niet als je vermoeid bent.
- Respecteer de rij- en rusttijden: pauzeer om de twee uur een kwartiertje.
- Vervoer kinderen jonger dan 18 jaar en kleiner dan 135 cm in een voor hen geschikt kinderbeveiligingssysteem.
- Gebruik de pechstrook enkel in noodgevallen.
- Draag een veiligheidsvestje bij pech.
Je kan de veiligheid verhogen door volgende acties te ondernemen.
- Evacueer alle omstaanders naar een veilige plek (voldoende afstand, tegen de windrichting).
- Open ramen en deuren in een gesloten ruimte.
- Schakel geen elektrische toestellen aan of uit, dit om vonken te vermijden. Vermijd ook het aan of uitschakelen van het licht, het gebruik van een deurbel of van een telefoon.
- Doof vuur en waakvlammen en vermijd dat er in de omgeving gerookt wordt.
Een natte zakdoek voor de mond houden, beschermt je niet tegen de inademing van gevaarlijke dampen of gassen.
Sommige gevaarlijke dampen kan je niet ruiken.
- Verlaat het brandend gebouw of voertuig zo snel mogelijk.
- Geef duidelijke instructies en sta iedereen zo goed mogelijk bij. Verwittig zo veel mogelijk mensen die gevaar lopen en help evacueren als dit op een veilige manier kan.
- Alarmeer de hulpdiensten en blijf op een veilige afstand wachten tot de brandweer is gearriveerd.
- Tel de aanwezigen om vast te stellen of er nog iemand is achtergebleven.
- Ga nooit een brandend gebouw binnen.
Als je eigen kleren vuur vatten, bescherm je je aangezicht met je voorarmen en rol je over de grond.
Als er water of een andere niet-ontvlambare vloeistof beschikbaar is, kan je de brandende kleding ook hiermee doven.
- Hou het slachtoffer tegen en leg hem op de grond.
- Wikkel het slachtoffer in een stevige onbrandbare stof.
- Rol het slachtoffer over de grond tot de vlammen zijn gedoofd.
- Als het slachtoffer bedolven is onder een kleine hoeveelheid puin, mag je hem zelf verwijderen. Dit op voorwaarde dat je het makkelijk en zonder risico kan doen en er zeker geen bijkomend instortingsgevaar is. Als je twijfelt, wacht dan tot de hulpdiensten gearriveerd zijn.
- Als het slachtoffer onder grote hoeveelheden puin ligt of als er bijkomend instortingsgevaar is, laat je de bevrijding over aan de professionele hulpverleners. Zij zijn daarin getraind en beschikken over bijkomend opsporings- en reddingsmateriaal.
Enkele voorbeelden:
- sjaal die gegrepen wordt door een draaiende boormachine
- verplettering van een voet door een heftruck
- snijwonde aan een been door een haagschaar
- brandwonde aan een hand door een hete verwarmingsketel
Zorg voor je eigen veiligheid
- Benader de machine niet wanneer je ze niet kent.
- Vraag iemand die met de machine vertrouwd is om ze uit te schakelen of te beveiligen.
- Gebruik de noodstop.
- Zorg dat je zelf geen letsel oploopt.
- Gebruik de noodstop.
- Probeer de persoon niet zelf los te wringen, maar alarmeer de hulpdiensten en indien mogelijk de technische dienst. Hulpdiensten zijn uitgerust en getraind om slachtoffers te bevrijden.
- Ondersteun het slachtoffer en controleer regelmatig de vitale functies.