Waar vandaan: Juridisch advies > Vijverfolie met verborgen gebreken?

Vijverfolie met verborgen gebreken?

Juridisch advies

< Vorige Archief Volgende >
     

A legt een vijver aan welke bezet werd met een speciale folie. Deze folie werd vrij snel doorboord door de wortelstokken van de netplanten welke in de vijver werden geplant.
Voor de aanleg van deze vijver had A beroep gedaan op aannemer B. B kocht op zijn beurt de bewuste folie aan bij leverancier C.

A dringt bij aannemer B aan op een minnelijke schikking. Vermits deze er niet komt ziet A zich genoodzaakt naar de rechter te stappen. Hij stelt een kort geding in tegen C. Er wordt onmiddellijk een deskundige aangesteld. A acht C aansprakelijk voor dit alles, vermits C de fabrikant is van deze folie. C daarentegen stelt dat hij geen enkele contractuele verplichting heeft tegenover A en dat hij alleen met B een dergelijk contract had afgesloten.

Uitspraak in eerste aanleg

De deskundige stelt een duidelijk verslag op. Volgens hem is er geen twijfel mogelijk: de aangeprezen folie (deze werd aanbevolen in een publiciteitsfolder en zou absoluut bestand zijn tegen rietwortels e.d.) was niet bestand tegen het doordringingvermogen van de wortels. Vooral op basis van dit verslag oordeelde de eerste rechter tot de gegrondheid van de vrijwaringvordering van A ten opzichte van C wegens verborgen gebreken. Dit wil zeggen dat de rechter vond dat de folie niet kon gebruikt worden voor het gebruik waarvoor het bestemd was. C krijgt ongelijk; hij gaat niet akkoord met deze uitspraak en gaat in beroep.

Uitspraak in hoger beroep

Ook hier oordeelt de rechter dat de folie welke gefabriceerd en geleverd werd door C, wel degelijk behept was met een verborgen gebrek waardoor de folie ongeschikt was voor het gebruik waarvoor het werd aangeprezen, nl voor de aanmaak van een vijver met planten en riet.

Volgens het Hof kan de vrijwaringvordering door de koper (hier A) ingesteld worden zowel tegen zijn eigen verkoper B als tegen voorgaande verkopers C, dus ook tegen de fabrikant of leverancier, ondanks het feit dat er tussen deze laatsten geen koopovereenkomst bestaat.
Het Hof steunt dit principe op de regel dat de vrijwaringvordering wegens verborgen gebreken een accessorium is van de verkochte zaak, dat mee overgaat op de koper. A kon dus zonder probleem een vordering tot vrijwaring voor verborgen gebreken instellen tegen C.

Het Hof oordeelde bovendien nog dat het in deze zaak ging om een "gemengde overeenkomst", nl. een koop en aanneming. Het was een vaststaand feit dat er tussen A en B een aannemingsovereenkomst was, doch ook een levering van vijverfolie. Er was dus eveneens een koopovereenkomst ontstaan tussen A en B, terwijl B dan op zijn beurt deze folie aankocht bij C.

C wordt door het Hof veroordeeld tot betaling van de herstelling, zijnde ongeveer 13.000 EUR.

Vrijdag 16 Mei 2008

 

 

rss