Nummer vijf komt eraan
Op die mooie, zonnige donderdag, waarop ik dit cursiefje schrijf, is mijn uitgever misschien wel bezig met de afwerking van mijn volgende roman, de vijfde sinds ik in januari 2020 besloot over te stappen van wielerboeken naar fictie. Ik kijk uit naar het moment dat ik naar de uitgever kan trekken om mijn tien voorbehouden exemplaren van ‘Met dertien aan tafel’ op het halen. Wie nooit boeken gepubliceerd heeft, weet niet wat een heerlijk gevoel het geeft nog maar eens zo’n werkje een eerste keer in de hand te krijgen en ik weet intussen al dat dat onveranderlijk heerlijk blijft, van de eerste tot de zoveelste verschijning.
Waarna het hopen wordt dat vele mensen tenminste het genoegen beleven, nog eens iets van die ijverige Robert Janssens (of van gelijk wie anders) te lezen. Tenzij het om een topauteur gaat, wordt er in de pers niet al te veel gewag meer gemaakt van literatuur.
Met veel geluk en na wel wat aandringen, krijg je in een of andere krant al wel eens een klein stukje, ergens weggemoffeld op een verre bladzijde, zodat de meeste lezers er straal over kijken.
Zelf doen
Nu zijn er, met dank aan de moderne communicatiemiddelen, wel nog andere mogelijkheden dan kranten en tijdschriften om de geboorte van je papieren troetelkinderen aan de mensen bekend te maken. Maar ja, dan moet je dat zelf doen en net dat is een probleem voor mij. Ik kan het moeilijk opbrengen over mezelf te schrijven en vooral reclame te maken, want daar komt het dan toch op neer, dunkt mij.
En let wel: ik wil niet direct een bestsellerauteur te worden. Op mijn leeftijd vind ik het al heel prettig dat er nog boeken van mij gedrukt en ingebonden worden, maar toch: stel je eens voor dat wat ik schrijf van enige kwaliteit is (wat je van jezelf niet directe weet) dan zou het toch jammer zij dat andere mensen daar niet kunnen van genieten. Omdat ze nooit zullen te weten komen dat, bijvoorbeeld, ‘Met dertien aan tafel’ bestaat. En zou ik het als pijnlijk ervaren mocht mijn goeie vriend Stefaan Van Laere aan mijn geschrijf zakelijk zijn broek scheuren, figuurlijk dan.
Nu las ik onlangs nog het verhaal van een schrijver (een collega dus) die ik met mijn interesse voor litteratuur al wel had moeten kennen en wat niet het geval was, net omdat de media nog maar weinig aandacht aan boeken besteden.
Sociale media
Ene Jonas Boets worstelde destijds met hetzelfde probleem als ik, las ik onlangs in Knack. Maar hij besefte finaal toch dat de weg naar een zeker succes nu helemaal bij de sociale media ligt, maar daarvoor is het nodige jezelf te filmen net dat durfde hij destijds niet en ik vandaag evenmin. Boets bekende eerlijk dat hij het ‘zelfpromotie eerst maar vies vond, maar beseft nu dat daar niets oneerbaars aan is’. Waardoor hij blijkbaar op het spoor naar groeiend succes is geraakt, zij het, tot vandaag nog niet tot bij mij.
De man liet, in dezelfde bijdrage, alle lof over Tom Lanoye noteren, man die al veertig jaar op een fantastische manier zijn eigen productie in de verf - lees in de kijker - zet.
Lanoye is natuurlijk een topschrijver, maar ja, wie weet hoeveel mannen of vrouwen van dat kaliber niet nagelbijtend zitten te wachten op het nieuws dat er toch een paar boeken van hen verkocht zijn geraakt. Gewoon omdat ze het ‘vies vonden’ voor zichzelf op te komen. En neen, dat is het niet dus niet, maar nagelbijten wel.
Auteur: Robert Janssens
1 reactie
EIGEN LOF STINKT ?
Vandaar waarschijnlijk dat velen onder ons “oudjes”
opgezadeld zitten met een valies vol VALSE BESCHEIDENHEID
…….. moeilijk van af te geraken.