Waar vandaan: Geld en Werk > Dossier Beleggen > Lexicon
Lexicon
In dit Lexicon brengen we u een verklaring van financieel-economische begrippen. Bij de omschrijvingen in onze Lexicon hebben we ons evenwel niet altijd beperkt tot een loutere definitie. We hebben sommige definities aangevuld met voorbeelden of er aan toegevoegd waarom ze belangrijk zijn. Op die manier is dit Lexicon meer dan een verklarend woordenboek geworden. Het verschaft niet alleen bijkomende inzichten in de werking van het financieel-economisch gebeuren maar ook van het financieel beheer van uw portefeuille.
Aandeel
Een aandeel is een bewijs van deelneming in het eigen vermogen van een
onderneming. Een aandeelhouder is daardoor mede-eigenaar van de onderneming voor het percentage aandelen dat hij bezit. In ruil daarvoor
heeft de aandeelhouder recht op een deel van de winst, het zogeheten dividend.
Aan een aandeel is gewoonlijk stemrecht verbonden dat tijdens de
(verplichte) Algemene Vergadering van Aandeelhouders kan worden uitgeoefend.
Door de uitgifte van aandelen kan een onderneming risicodragend
kapitaal aantrekken dat ze kan gebruiken om te investeren in uitbreiding,
vernieuwing, overnames, enz. Het met de uitgifte van aandelen aangetrokken
kapitaal wordt beschouwd als eigen vermogen
Actief beheer
Een manier van portefeuillebeheer waarbij de beheerder in functie van zijn
marktvisie en verwachtingen actieve posities inneemt met als doel een beter
beleggingsresultaat te halen dan dat van zijn benchmark. Tegenover de
kans op een beter beleggingsresultaat staat het risico dat het resultaat
achterblijft bij dat van de benchmark. Het tegenovergestelde van actief
beheer is indexmatig beheer.
Asset allocation
Verdeling van het belegde kapitaal over de grote categorieën van
effecten of beleggingsinstrumenten, nl. liquide middelen, aandelen, obligaties
en vastgoedbeleggingen, niet over de individuele titels of debiteuren.
De spreiding wordt nog aangevuld met de landen- en de sectorverdeling
van de aandelenportefeuille en de muntspreiding van de obligatieportefeuille.
Vermits de koersschommelingen van individuele aandelen binnen
een sector en land of van individuele obligaties uitgedrukt in een bepaalde
munt een grote samenhang vertonen, kunnen we stellen dat de asset allocatie
meer dan 80% van het beleggingsresultaat van een portefeuille
bepaalt. De keuze van de individuele aandelen of obligaties is bijgevolg
minder belangrijk voor het rendement van de portefeuille dan de verdeling
over de grote categorieën van beleggingsinstrumenten.
Baisse
Een dalende beurstrend gedurende een langere periode waarbij de beursindices
met meer dan 20% dalen.
BBP
Afkorting voor Bruto Binnenlands Product. Het is de marktwaarde van alle
finale goederen en diensten die in een land gedurende een bepaalde
periode (meestal een jaar) zijn voortgebracht.
Bear market
Engels voor ‘berenmarkt’. Een min of meer lange periode van koersdalingen
met meer dan 20% op de aandelenmarkten.
Bel 20-index
Oorspronkelijk was de Bel20-index de beursindex van de 20 belangrijkste
Belgische aandelen. Vanaf 1 maart 2005 is de Bel 20-index samengesteld uit een variabel aantal aandelen om voldoende liquiditeit te waarborgen.
Naast de al bestaande Bel20-index zijn dan ook de nieuwe indices Bel Mid
en Bel Small gelanceerd.
Beleggingshorizon
Periode dat het geld bestemd voor een belegging kan worden gemist.
Beleidsrente
De beleidsrente of officiële rente is de kortetermijnrente die wordt vastgelegd
door de centrale bank voor haar transacties met commerciële banken.
De beleidsrente wordt gebruikt als monetair instrument om een bepaald
doel te bereiken. In de eurozone wordt de beleidsrente bepaald door de
Europese Centrale Bank. Die heeft als hoofddoelstelling om te waken over
de prijsstabiliteit, gedefinieerd als een inflatiecijfer beneden de 2%. Via de
beleidsrente beïnvloedt de centrale bank de prijs van het geld, d.w.z. de
kosten om te lenen en de opbrengst van spaargelden. Een verhoging resp.
verlaging van de rente (monetair verstrakken resp. versoepelen) heeft daarom
een remmende resp. stimulerende invloed hebben op de vraag, wat zich
op zijn beurt zal vertalen in de ontwikkeling van de prijzen.
Benchmark
Benchmark is een maatstaf waaraan rendementen op een bepaalde portefeuille
worden getoetst. Meestal is dat een bepaalde aandelen- of
obligatie-index, of een obligatie met een bepaalde looptijd (bv. 10 jaar) die
voor die looptijd als referentie fungeert.
Bèta
Griekse letter die een maatstaf is voor het systematisch of marktgebonden
risico. De bèta meet de gevoeligheid van een effect voor het marktbewegingen.
Op basis van koersbewegingen uit het verleden geeft de bèta van
een aandeel of een portefeuille weer in welke mate mag worden verwacht
dat de koers van het aandeel of de waarde van de portefeuille zal stijgen of
dalen bij een stijging of daling van de benchmark. De bèta van de benchmark
is altijd gelijk aan 1. Een aandeel met een bèta van 1,1 zal dus naar
verwachting met 11% stijgen bij een stijging van de benchmark met 10% en
met 11% dalen bij een daling van de benchmark met 10%.
Betalingsbalans
Een weergave van de transacties door ingezetenen van een land met de rest
van de wereld gedurende een bepaalde periode. Bestaat uit de lopende rekening van de betalingsbalans, de kapitaalrekening en de goud- en deviezenrekening.
De betalingsbalans is altijd in evenwicht. Zo zal een tekort op
de lopende rekening gefinancierd moeten door een overschot op de kapitaalrekening.
Als er dan nog een tekort is, zal de goud- en deviezenrekening
voor het evenwicht zorgen. Dat betekent dat de officiële deviezenreserves
van het land zullen afnemen.
Beursindex
Een index geeft het gemiddelde koersverloop van een groep effecten weer.
Niet alle aandelen stijgen of dalen tegelijk. Als we de koersen van de verschillende
onderliggende aandelen optellen, delen door een conversiefactor
om een werkbaar getal te krijgen, maken we een beursindex. Die geeft het
beeld weer van de ontwikkeling van die beurs als we de koers van die index
in de tijd vergelijken.
Bevek
Beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal (naar Belgisch recht).
Blockbuster
Een product waarvan de omzet meer dan 1 miljard USD bedraagt.
Blue chips
Steraandelen in de betekenis van aandelen van de grootste bedrijven.
Omdat het over de grootste bedrijven en dus ‘gevestigde waarden’ gaat, zou er in vergelijking met andere aandelen minder risico aan gekoppeld
moeten zijn. De grotere zekerheid vloeit vaak voort uit de sterke
differentiatie van de activiteiten van de betrokken bedrijven.
Bruto Binnenlands Product
De marktwaarde van alle finale goederen en diensten die in een land
gedurende een bepaalde periode (meestal een jaar) zijn voortgebracht.
Vaak wordt in teksten de afkorting BBP gebruikt.
Bull market
Engels voor ‘stierenmarkt’. Een min of meer lange periode van koersstijgingen
met meer dan 20% op de aandelenmarkten.
Buy back
Engels voor inkoopprogramma van eigen aandelen door een bedrijf. Een
bedrijf kan om verschillende redenen tot een dergelijke actie overgaan. Het
management kan van oordeel zijn dat het aandeel op de beurs sterk ondergewaardeerd
is. Door een deel van zijn aandelen tegen die te lage koers in
te kopen, verhoogt het bedrijf de waarde van de overblijvende aandelen.
Het bedrijf kan over ruime kasposities beschikken en geen concrete investeringsplannen
hebben. Om fiscale redenen wordt de inkoop van eigen aandelen
verkozen boven het verhogen van het dividend.
Cashflow
De som van de nettowinst en de afschrijvingen van een onderneming. Deze
kasstroom is beschikbaar voor investeringen en dividenduitkeringen.
Conjunctuurexpansie
Een toename van de economische activiteit in een land of een regio.
Consumentenvertrouwen
Een indicator die een weergave is van het vertrouwen en de verwachtingen
van de consumenten in een bepaald land of regio over de ontwikkeling van de economie. Deze informatie wordt periodiek, meestal maandelijks, verzameld
aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst en bevat een aantal deelcomponenten die op een bepaalde manier worden geaggregeerd.
Het consumentenvertrouwen wordt gebruikt als een voorspeller van de toekomstige
consumentenuitgaven en vormt daardoor voor bedrijven en de
financiële markt een belangrijk element bij de inschatting van de ontwikkeling
van de economische conjunctuur.
Converteerbare obligatie
Een converteerbare obligatie is een obligatie die tegen bepaalde voorwaarden
periodiek kan worden omgezet (geconverteerd) in een aandeel.
Het is eigenlijk een optie om gedurende een zekere periode aandelen in de
vennootschap te kopen. De rentevoet voor die leningen ligt lager dan voor
gewone obligatieleningen. De belegger krijgt immers bijkomend het recht
voor de aandelenconversie. De niet-geconverteerde obligaties worden op
de eindvervaldag ten bedrage van de nominale waarde in geld terugbetaald.
Correlatie
Een maatstaf tussen -1 en +1 die een weerspiegeling is van de mate waarin
twee variabelen, bijvoorbeeld de koersen van twee aandelen, gezamenlijk in de tijd schommelen. Wanneer die twee variabelen altijd samen en in
dezelfde mate stijgen en dalen, is er sprake van een perfecte positieve correlatie en is de correlatiecoëfficiënt gelijk aan +1. De coëfficiënt is -1 wanneer
de variabelen altijd in perfect tegengestelde zin bewegen. Wanneer de variabelen geen enkel onderling verband vertonen, is de coëfficiënt 0.
Naarmate de correlatie tussen twee aandelen kleiner is, zorgt spreiding van
een beleggingsportefeuille over beide aandelen voor een vermindering van
het risico. Koersbewegingen van het ene aandeel zullen dan namelijk tot op zekere hoogte worden uitgevlakt door de koersbewegingen van het
andere aandeel.
Credit spread
Het verschil tussen de rente op een bedrijfsobligatie en de rente op een uitgifte
door de overheid. De nationale overheid wordt geacht de hoogste kredietkwaliteit
in een obligatiemarkt te bieden, zodat elke andere emittent
voor vergelijkbare looptijden een hogere rente moet betalen. Hoe groter
het debiteurenrisico, des te hoger die rentetoeslag.
Cyclische aandelen
Aandelen waarvan de koers sterk kan schommelen omdat het bedrijven
betreft waarvan de activiteiten gevoelig zijn voor conjunctuurbewegingen
en/of de winstgevendheid onderhevig is aan meer dan gebruikelijke
fluctuaties. Bij staal- of chemiebedrijven bijvoorbeeld kan de winst sterk
fluctueren omdat de afzet heel cyclisch is, de input- en outputprijzen fors
kunnen schommelen en het productieproces heel kapitaalintensief is,
waardoor de vaste kosten aanzienlijk zijn.
Dakfonds
Een beleggingsfonds dat niet rechtstreeks belegt in aandelen en obligaties,
maar onrechtstreeks via andere beleggingsfondsen. KBC Master Fund is een
voorbeeld van een dakfonds.
Debiteurenrisico
Debiteur is een ander woord voor kredietnemer of ontlener. Niet elke debiteur
heeft dezelfde kredietwaardigheid. Het debiteurenrisico, dat kan worden
weergegeven door een rating, is een weerspiegeling van de kans op
wanbetalingen (niet of maar gedeeltelijke terugbetaling van de lening
en/of interesten). Hoe hoger het debiteurenrisico, des te groter de kans dat
de schuld niet of niet volledig wordt terugbetaald.
Defensieve aandelen
Aandelen van bedrijven waarvan de activiteiten een min of meer stabiel
verloop kennen of die toch minder dan gemiddeld onderhevig zijn aan de
conjunctuurschommelingen. Voedingsproducenten bijvoorbeeld worden in
vergelijking met vele andere bedrijven doorgaans gekenmerkt door een
relatief gelijkmatig stijgende winst. De afzetgroei is min of meer stabiel en
voorspelbaar en een stijging van de grondstoffenprijzen kan relatief gemakkelijk
worden doorgerekend. Staan in tegenstelling tot cyclische aandelen.
Deflatie
Een aangehouden daling van het algemene prijspeil. Deflatie is negatief
voor een economie, onder meer omdat het leidt tot het uitstellen van
bestedingen.
Delokalisatie
Het verplaatsen van activiteiten naar het buitenland, om kostenvoordelen
te realiseren, risico’s te verkleinen (bv. wisselkoersontwikkeling) of om de
afzetmarkt te vergroten door in te spelen op lokale trends.
Desinflatie
Structureel dalende trend in de inflatie, waarbij het algemene prijspeil nog
altijd stijgt, maar langzamer dan voordien.
Dividendrendement
Het totaal van de uitgekeerde dividenden in de laatste 12 maanden als een
percentage van de koers van het aandeel. Als opbrengst hebben dividenden
een hogere zekerheidswaarde dan de koerswinst van het aandeel, die
virtueel blijft zolang ze niet gerealiseerd is.
Duration
Maatstaf voor rentegevoeligheid van obligaties. Hoe langer de resterende
looptijd, des te sterker obligatiekoersen reageren op een renteverandering
en hoe hoger de duration. De duration houdt rekening met de couponrente,
de coupondata, de eindvervaldag en de terugbetalingsprijs van de
obligatie. Het geeft de gemiddelde tijdsduur weer die nodig is om alle
inkomsten (couponopbrengst en kapitaal) van een obligatie te innen. Het is
de gewogen restlooptijd. Stijgt of daalt de rente met 1%, dan fluctueert de
waarde van de obligatie met 1% maal de duration.
Embedded value
De netto-actiefwaarde van een verzekeringsmaatschappij vermeerderd met
de huidige waarde van de toekomstige winsten die de bestaande verzekeringscontracten
zullen genereren.
Emittent
De uitgevende instelling (de overheid, een vennootschap, een financiële
instelling) van een obligatielening, een aandeel of een beleggingsfonds.
EMU
Economische Monetaire Unie. De landen die lid zijn van de EMU gebruiken
de euro als munteenheid.
Fed
Federal Reserve Board. Het hoogste bestuursorgaan van de Amerikaanse
Centrale Bank, bestaande uit twaalf over de Verenigde Staten verspreide
Federal Reserve Banks.
Federal Open Market Committee
(FOMC)
Het belangrijkste besluitvormende orgaan van het Federal Reserve System in
de Verenigde Staten, het stelsel van Amerikaanse banken. Het comité
bestaat uit zeven gouverneurs van de Fed en vijf presidenten van de twaalf
regionale centrale banken. Het comité komt zeswekelijks samen in
Washington om de monetaire situatie te bespreken en de beleidsrente vast
te leggen.
Fed funds rate
De beleidsrente die is vastgelegd door de FED (Federal Reserve Board). Dat
is het Amerikaanse stelsel van centrale banken en het overkoepelende
controleorgaan van het bankwezen in de VS.
Franchise
Een franchisenemer verwerft de toelating om goederen of diensten onder
een merknaam te produceren of te verkopen. Een franchisegever zal de
toelating meestal verlenen voor een afgebakende regio en voor een
beperkte duur.
Free float
Het percentage van de aandelen van een bedrijf dat niet in vaste handen is.
Het begrip ‘vaste handen’ is niet strikt omlijnd, maar het verwijst naar
aandeelhouders die de bedoeling hebben controle over de onderneming uit
te oefenen. Het gaat onder meer om moedermaatschappijen, holdings en
familiale aandeelhouders.
Groeiaandelen
Aandelen van bedrijven met uitzonderlijk hoge groeivooruitzichten,
waardoor de verwachtingen van de markt met betrekking tot de toekomstige omzet- en winstontwikkeling meestal ook hooggespannen zijn. Ze
hebben doorgaans een hoge koers-winstverhouding, maar hun waardering
is bijzonder moeilijk in te schatten. Meestal betreft het nog jonge bedrijven
of activiteiten die nog in opmars zijn.
Handelsbalans
Deel van de lopende rekening van de betalingsbalans die een weerspiegeling
is van de invoer en uitvoer van goederen.
Hausse
Een stijgende beurstrend gedurende een langere periode waarbij de beursindices
meer dan 20% stijgen.
Hedge
Afdekking van een positie tegen een of ander risico. Het kan gaan om een
rente-, wisselkoers- of marktrisico. Het risico wordt afgedekt door een bijkomende
positie in te nemen met een tegengestelde ontwikkeling op het
vlak van de prijs.
Hedge fund
Fonds waarbij de beheerder een grote beleggingsvrijheid heeft. Hij kan
beleggen in om het even welke markt en in om het even welk beleggingsinstrument.
In tegenstelling tot traditionele beleggingsfondsen, die doorgaans
tot doel hebben om een beter resultaat te halen dan een referentieindex,
streven hedge fondsen een maximale return na.
ICB
Afkorting van ‘Instelling voor Collectieve Belegging’. Een entiteit, al dan
niet met rechtspersoonlijkheid, die collectief spaargelden verzamelt en
gemeenschappelijk beheert. De belegger participeert direct in een gediversifieerde
portefeuille. Is in feite de overkoepelende naam voor alle vormen
van beleggingsfondsen, ongeacht hun juridisch statuut.
Inflatie
Vermindering van de geldwaarde door een aanhoudende stijging van het
prijspeil.
Investment grade
Categorie van schuldpapier waarvan het debiteurenrisico relatief gering is.
Alleen schuldpapier met een voldoende hoge rating wordt tot deze categorie
gerekend. In de indeling van Standard&Poor’s zijn dat de obligaties
met een rating, AAA, AA, A en BBB.
IPO
Afkorting van ‘Initial Public Offering’, Engelse term voor beursintroductie.
Bij de introductie wordt de prijs bepaald door de emittent. Na de beursintroductie
worden de aandelen verhandeld op de beurs waar de prijs
wordt bepaald door vraag en aanbod.
Jobless recovery
Een herstel van de conjunctuur die niet gepaard gaat met een toename van
de werkgelegenheid.
Kerninflatie
Het cijfer van inflatie waarbij geen rekening is gehouden met productcategorieën
waarvan de prijzen sterk kunnen schommelen, zoals energie en
agrarische producten. Omdat deze maat voor inflatie stabieler is dan het
totale inflatiecijfer, geeft het een beter zicht op de ontwikkeling van het
algemene prijspeil.
Koers-winstverhouding
De verhouding tussen de koers van het aandeel en de winst per aandeel
(historische K/W) of de verwachte winst (prospectieve K/W).
Lopende rekening van de
betalingsbalans
Het onderdeel van de betalingsbalans dat de handel in goederen en diensten,
inkomen (uit arbeid, investeringen en beleggingen) en transferbetalingen
(schenkingen) gedurende een bepaalde periode weergeeft. Er is een
overschot op de lopende rekening wanneer de export de import overtreft,
of m.a.w. wanneer de ontvangsten uit het buitenland ten gevolge van handel
in goederen of diensten of van transferbetalingen groter zijn dan de
betalingen aan het buitenland ten gevolge van die handel of van transferbetalingen.
Obligatie
Een effect in de vorm van een schuldbewijs. Door uitgifte van een
obligatie kan de uitgevende instelling vreemd vermogen aantrekken ten
behoeve van bijvoorbeeld investeringen. Een obligatie geeft recht op
(meestal) een vaste rente en op terugbetaling van de hoofdsom aan het
einde van de looptijd.
Organische omzetgroei
De interne groei van het bedrijf zonder rekening te houden met groei door
fusies en overnames.
Outperformance
Engelse term voor een beleggingsresultaat dat beter is dan dat van de
referentie-index.
Outsourcing
Het uitbesteden van werkzaamheden die niet tot de kernactiviteit van een
onderneming behoren zoals personeelsadministratie, schoonmaken,
catering of onderhoud van computersystemen en software.
Primaire markt
De primaire markt is de geld- of kapitaalmarkt waarop een onderneming,
de overheid of een ander emittent nieuwe effecten kunnen uitgeven.
Producentenvertrouwen
Een indicator die een weergave is van het vertrouwen en de verwachtingen
van bedrijfsleiders in een bepaald land of regio over de ontwikkeling van de
economie. Deze informatie wordt periodiek, meestal maandelijks, verzameld
aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst en bevat een aantal
deelcomponenten die op een bepaalde manier worden geaggregeerd.
Het producentenvertrouwen wordt gebruikt als een voorspeller van de toekomstige
investeringen van bedrijven en hun plannen om werknemers aan
te werven. Daardoor vormt het voor bedrijven en de financiële markt een
belangrijk element bij de inschatting van de ontwikkeling van de economische
conjunctuur. Bekende indicatoren van producentenvertrouwen zijn de
Duitse IFO en de Amerikaanse ISM.
Profielfonds
Een beleggingsfonds dat een zeer ruime spreiding nastreeft over aandelen,
obligaties, vastgoed en cash. Naar gelang van zijn risicoprofiel kan de belegger
kiezen voor fondsen met systematisch meer obligaties of cash (en dus
minder aandelen) of fondsen die structureel sterk in aandelen zijn belegd.
De onderliggende aandelen- en obligatieportefeuilles zijn ook sterk
gespreid. Ons gamma aan profielfondsen bestaat uit de verschillende
compartimenten van de beleggingsfondsen Sivek Global en KBC Master
Fund. Daarnaast bieden we ook KBC Life onder de vorm van een
TAK 23-product aan. Ook dat product heeft verschillende compartimenten,
elk afgestemd op een bepaald risicoprofiel.
Profitless recovery
Een herstel van de conjunctuur waarbij de bedrijfswinsten niet gevoelig
verbeteren.
Rating
De rating is de graadmeter van de solvabiliteit (kredietwaardigheid) van
emittenten op de financiële markten. Dat gebeurt door gespecialiseerde
instellingen zoals Standard & Poor’s en Moody’s, maar lokaal ook door
financiële instellingen.
Recessie
Negatieve economische groei. Gewoonlijk wordt pas van een recessie
gesproken als de negatieve groei twee achtereenvolgende kwartalen
aanhoudt.
Reële rente
Nominale rente minus de inflatie.
Rentecurve
Een curve die de rendementen op obligaties uitzet tegen hun looptijd. De
rentecurve (ook vaak yieldcurve genoemd) loopt meestal op met de looptijd,
omdat beleggers een hogere vergoeding eisen naarmate ze hun geld
langer uitlenen. In sommige situaties ligt de rente op korte looptijden evenwel
hoger dan op langere looptijden. We spreken dan van een inverse
rentecurve.
Rentespread
Het verschil tussen de effectieve rendementen van twee obligaties,
bijvoorbeeld van staats- versus bedrijfsobligaties, van twee landen of van
korte- versus langetermijnleningen.
Return
Het totale beleggingsresultaat op een actief over een bepaalde periode
gedeeld door de waarde van het actief bij het begin van de periode. Om het
totale beleggingsresultaat te berekenen wordt rekening gehouden met de
waardeverandering van het actief (min- of meerwaarden) en met de
uitkeringen in de periode (dividenden, interesten, bonussen), die geacht
worden herbelegd te zijn.
Risico
De kans dat het uiteindelijke beleggingsresultaat afwijkt van het
aanvankelijk verwachte resultaat.
Risicoaversie
Niet vlug bereid zijn om risico te nemen of een meer dan normale
vergoeding eisen voor het nemen van risico.
Risicopremie
Extra rendement op een obligatie of aandeel omdat het risico groter wordt
geacht dan gemiddeld. Risico kan op tal van factoren slaan en het extra
rendement wordt altijd berekend tegenover de risicoloze vergoeding op
dezelfde beleggingshorizon. De risicopremie op aandelen (tegenover
obligaties) is verbonden aan de lange termijngroeiverwachtingen en de
mate van onzekerheid daarover. De risicopremie op aandelen of bedrijfsobligaties
is niet constant maar fluctueert in de tijd.
S&P 500-index
De door Standard & Poor’s ontwikkelde en berekende index waarin de
aandelen van 500 Amerikaanse ondernemingen zijn opgenomen.
Schuldgraad
De verhouding tussen het vreemd vermogen (de schulden) en het totaal
vermogen van een onderneming.
Secundaire markt
De secundaire markt is de markt waar beleggers na de uitgifteperiode
effecten kunnen verhandelen volgens bepaalde regels (bv. de beurs).
Sicav
‘Société d’Investissement à Capital Variable’. Franse term voor bevek.
Small caps
Engelse term voor bedrijven met een relatief bescheiden marktkapitalisatie.
Staan in tegenstelling tot de blue chips.
Spaarquote
Het deel van het nationaal inkomen dat gespaard wordt. De spaarquote
speelt een belangrijke rol bij productiegroei, omdat besparingen worden
omgezet in investeringen, zodat de voorraad kapitaalgoederen toeneemt.
Daardoor kan ook een grotere productie gerealiseerd worden.
Tracking error
Maat voor het risico dat een fondsmanager mag lopen met zijn beleggingsbeleid.
Geeft de (theoretische) maximale afwijking aan van het rendement
van de beleggingen ten opzichte van de benchmark.
Turnaround
Een bedrijf dat verlieslatend was maar dat erin slaagt om terug winstgevend
te worden.
Vergelijkbare verkopen
De omzet van de winkels die al meer dan een jaar open zijn, zonder
overnames en winkeluitbreidingen. De vergelijkbare verkopen zijn belangrijk
om de omzetontwikkeling van een bedrijf beter te kunnen inschatten.
Verhouding ondernemingswaarde /
operationele cashflow (OW/OCF)
De verhouding tussen de marktkapitalisatie + de netto financiële schuld en
de cashflow uit bedrijfsactiviteiten. Deze ratio geniet soms de voorkeur op
de koers-winstratio. OW/OCF houdt namelijk ook rekening met de schuldpositie.
Bovendien is er geen vertekening door verschillen in fschrijvingsregels.
Ten slotte houdt die ratio ook rekening met inkomsten die wel zijn
gerealiseerd, maar nog niet geboekt kunnen worden. Dat laatste komt veel
voor bij softwarebedrijven.
Verkrapping
Poging van de centrale bank om de inflatie omlaag te krijgen door middel
van renteverhoging en/of vermindering van de hoeveelheid geld die in
omloop is. Dat laatste is mogelijk door banken te verplichten grotere
tegoeden aan te houden bij de centrale bank.
Volatiliteit
Volatiliteit meet de variabiliteit van de prijs- of koersschommelingen van
aandelen, indices of portefeuillewaarden gedurende een bepaalde periode
tegenover de gemiddelde prijs of koers over die periode. Hoe hoger de
volatiliteit, hoe hoger het risico. Concreet betekent een hogere volatiliteit
dat de kansen op een heel goed, maar ook op een heel slecht beleggingsresultaat
toenemen.
Warrant
Een warrant is een effect dat de koper het recht geeft gedurende de
vooraf bepaalde looptijd effecten (aandelen, indexen...) te kopen (call) of te
verkopen (put). Er bestaan twee types warranten: (1) het Europese type: kan
enkel op het einde van de looptijd uitgeoefend worden; (2) het Amerikaanse type: kan op elk moment uitgeoefend worden. Tijdens de
looptijd worden warranten op de beurs verhandeld.
Dossier beleggen
Lees verder in dit hoofdstuk
Ander Geld & Werk
Andere hoofdstukken
Gesponsorde links
Heeft u nog vragen? Praat er dan over met een medewerker van uw KBC-bankkantoor of met uw KBC-agent. U kunt ook bellen naar het KBC-Telecenter op het nummer 078 152 153. Op werkdagen van 8 tot 22 uur en op zaterdag en banksluitingsdagen van 9 tot 17 uur. U kunt ook schrijven, faxen, mailen of surfen naar: KBC-Telecenter, Schoenmarkt 35, 2000 Antwerpen; Fax: 03 283 29 50; E-mail: kbc.telecenter@kbc.be; Website: www.kbc.be |