Over de koppen lopen
Pas aangeland vanuit het Nederlandse Sluis, zit ik al achter mijn laptop om het zoveelste cursiefje te schrijven, over het leuke stadje van net over de grens, van in Zeeland. Het is er, voor een paar uurtjes toch, leuk rond te wandelen en Liliane en ik zijn niet de enige dit daar zo over denken. Op zondag bijvoorbeeld kun je, zoals gezegd wordt, ‘bijna over de koppen lopen’ en leren de nummerplaten van de auto’s welk volkje je er kunt tegenkomen: landgenoten, uit het dichtbij zijnde West-Vlaanderen vooral. Want waar bij ons de winkels op de ‘dag des heren’ over het algemeen gesloten zijn, gaan ze daar van in de voormiddag tot ’s avonds open. Onze buren weten wel hoe en wanneer er centjes kunnen verdiend worden.
Prettig rondtoeren
Dat prettig rondtoeren, onderbroken door een fijne maaltijd in een gezellig restaurantje, is echter niet de enige reden waarom we vaak dat uitstapje maken. We hebben met name een goede vriend, een Italiaan uit het verre Puglia, die al jaren België woont en daar waarschijnlijk leerde hoe lekker sigaren roken (tenminste voor de liefhebber) wel kan zijn. Het is sinds lang al geweten dat alle tabaksartikelen in Nederland behoorlijk goedkoper of minder duur zijn dan bij ons, dus trekken we vrij regelmatig de grens over om een lading Cuba-Corona’s voor hem mee te brengen. Wat met plezier gedaan wordt, ook al omdat het op de route Gent-Sluis, bij goed weer en op minder drukke dagen, best aangenaam rijden is. Het gaat een stukje over de autostrade en waarna je afslaat naar een baan die, als je het allemaal rustig aanpakt, bijwijlen een mooi zicht op Vlaanderen-mijn-land te bieden heeft. Het wordt met de kilometer almaar vlakker en groener, met weiden, bevolkt door koeien en schapen. Ergens daar tussenin staat het meest zonderlinge huisje dat ik ooit gezien heb. Je zou denken dat het in miniatuur iets met de ruimtevaart te maken heeft en ik heb niet kunnen weerstaan aan de verleiding het een plaatsje te geven op de cover van een van mijn romans.
Retranchement
Al voor je de grens oversteekt, krijg zowaar al een witte molen in beeld, en onmiddellijk daarna werd, met grootse werken, van de baan naar Knokke een waardige aanloop naar die rijke stad gemaakt. Voor al de luxewagens (‘pronkmobils’ noem ik ze) die je daar voorbijsnellen. Om tenslotte in Sluis te geraken, moet je afslaan op een gewone, smalle baan, met daarlangs een wegwijzer naar het dorpje dat verrassend ‘Retranchement’ heet. In het Frans betekent dat onder meer vestingwerk en ik dacht direct terug aan de wereldoorlogen één en twee, zonder te weten of er in die uiterste uithoek veel gevochten werd. In 14-18 zal dat niet gekund hebben omdat, volgens mij, Nederland neutraal was en in 40-45 zou ik daar, als kleine knaap, wel iets van opgestoken. Maar neen. Nu ik er over schrijf, ben ik dat toch maar eens gaan opzoeken en weet nu dat daar heel in het begin van de 17de eeuw al een verdedigingsgordel rond het Zwin werd opgetrokken.
Beste steak uit ons leven
Vele jaren geleden moest er gedurende een zekere tijd een omleiding langs Retranchement genomen worden, wegens werken uiteraard en hielden we halt in een aantrekkelijke brasserie om daar te lunchen. En er de beste steak uit ons leven te eten. Ik vraag me dan telkens weer af waarom ik mij dat nog zo goed herinner en, bijvoorbeeld, niet meer weet wat eergisteren de vrouw op tafel zette, bij ons thuis dan. Ouderdom natuurlijk, die mij toch nog toelaat zo’n uitstapjes echt prettig te vinden. Liliane van haar kant bleek op die zondagavond minder opgetogen. Ze zou in het vervolg liever thuisblijven. ‘Want er blijven nog maar weinig leuke winkeltjes over’, zei ze. En dat heeft dan weer niets te maken met vorderende jaren, wel met de razendsnelle modernisering van onze maatschappij, die met het winkelen via scherm voor velen heel wat comfort te bieden heeft. En voor anderen heel wat minder plezier.
Auteur: Robert Janssens
0 reacties